Een gedeeltelijk verslag van mijn eerste lange fietsreis, van Warschau naar Hong Kong in 1995

Het begin

18 april 1995 was het zover, ’s morgens vloog ik van Amsterdam naar Warschau. Ik had me een beetje zorgen gemaakt over het weer. In Holland was het al een dag of tien slecht voorjaarsweer, regen wind, waterkoud: geen lekker weer om in je tentje de nacht door te brengen.

Doch, in Warschau zag het weerbeeld er vriendelijker uit. Milder, maar bovenal was het droog. Ik kende daar de weg omdat ik er tijdens mijn proefrit in september ’94 ook al geweest. Het gaf een gevoel van “Hallo, daar ben ik weer”. In slechts 20 minuten reed ik van het vliegveld naar het station. Vandaar moest ik met de trein naar Siedlce, zo’n 80 km. verder naar het oosten, richting Belarus.

Door een samenloop van omstandigheden had ik snel een treinkaartje gekocht. Op het station meende een jonge vrouw dat ik die middag met het zelfde vliegtuig als zij, uit Zurich was gekomen. Omdat zij mij ook bij de bagageband gezien had, toen het Zurichiaanse vliegtuig geland was. Zij hielp mij met het kopen van een treinkaartje, ik sprak geen pools, zij wel Daarna werd ik vastgekoppeld aan een perronkruier, die me wel zou aanwijzen waar ik in de juiste trein zou stappen.

Het ging allemaal vrij ontspannen, de treinreis duurde ongeveer een uur en nog ruim voordat het donker zou worden, kwam ik aan in Siedlce. Hier startte ik mijn fietstocht.

Over een niet al te beste weg reed ik de stad uit. Van hier naar Teraspol, de grens van Belarus, is het ongeveer zo’n 100 km. De stad Brest, waar ik de volgende avond zijn moest vanwege de reeds betaalde hotelkamer voor mijn visum voor Belarus, ligt nog 10 km. verder. Toen het een beetje ging schemeren, ben ik maar gestopt. Op een weiland, een eind van de weg af heb ik mijn tentje opgezet.Gomel

De nacht was koud, helder en windstil. De nacht van de duizend honden. Ik was echter te moe om mij door het geblaf te laten storen. De volgende dag reed ik via Murdi naar de grens. Deze keer duurde het langer om me door de hele procedure van grensformaliteiten heen te werken. Vorige keer, in september, was het binnen een half uur afgehandeld. Nu had ik dubbel zoveel tijd nodig.

Nog even wat geld wisselen. Dat kon bij een tax free shop, die alleen bereikbaar was voor reizigers die Belarus gingen verlaten. Om daar te komen moest ik omlopen, langs een lange hoge afrastering.

De dames van de incheckbalie, ofwel de administrator van het Intourist hotel van Brest, hadden het te druk met hun eigen zaken. Er was weinig tijd om mij naar behoren te kunnen ontvangen, er moest gebak worden verdeeld. Ik werd door een van hen in de Spaanse taal aangesproken. Mijn minimale kennis van deze taal was altijd nog beter dan die van het Russisch.Dus ik kon haar in het Engels antwoorden. Alsof ik niets gezegd had vervolgde zij haar opsomming van Spaanse woorden. Storen moest ik haar, anders zou ik daar nog tijden kunnen staan.

Mijn paspoort geef ik altijd met de bladzijde opengeslagen waarop de foto van mij te zien is. “Nederland” wees ik aan op de paarse omslag van het boekje. Toen ik ook nog de voucher, en de bevestiging van de boeking liet zien, was alles snel geregeld. Later op de avond, nadat ik buiten geweest was, en weer bij de receptie – administrator moest zijn om mijn kamersleutel op te halen, hoorde ik de Spaans sprekende receptioniste in goed Duits een hotelgast uitleggen waar een bepaalde bushalte was.

De volgende morgen fietste ik over de snelweg M3 naar Kobrin, een vierbaans autosnelweg. Tot Kobrin was het 50 km. Daar bij Kobrin, splitste weg zich, 1 gedeelte ging linksaf en werd de M1 naar Moskou. De M3, waar ik op fietste, veranderde van een ruime 4- baansweg, waar ik op de vluchtstrook fietsen kon, in 2- baans. Het was flink door trappen die dag, er stond een stevige tegenwind, warm en droog. Af en toe stopte ik even voor een pauze, of om wat te eten. Daar leende zich de grote overdekte bushaltes goed voor, hier was ik vrij van de wind. Langs deze weg zijn veel bossen, waar je dus makkelijk je tentje op kunt zetten.

Om een uur of 6 reed ik van de weg af, een bospad op. Na enkele meters moest ik afstappen, het zand was te zacht en mijn fiets te zwaar. Ik maar verder lopend het bos in. Al vrij snel had ik voor mij een acceptabel plekje gevonden. Geen langs denderende vrachtwagens, die hoorde ik nu heel in de verte. Af en toe vloog er een vogel op, die klaarblijkelijk geschrokken was van mijn aanwezigheid.

Ik had mijn bagage al afgeladen, en wilde mijn grondzeiltje uitrollen, toen er met luid lawaai van krakende takken, een jongen van een jaar of 12 uit de struiken kwam. Hij had een fiets en daarop een metalen bierton van 50 liter bij zich. Een heleboel kilo’s dus.

En daar zeulde de jongen mee op zijn fiets. Maar dat ging niet. Het vat was gevuld en zwaarder dan zijn totale lichaamsgewicht. Het was de bedoeling dat hij al fietsend de boel in evenwicht zou houden, maar dat ging iedere keer mis bij het opstappen. Samen zijn we zo’n 20 minuten bezig geweest, ik duwen, en hij proberen om op het zadel te komen, en al evenwicht houdend weg te rijden. Het lukte, op zeker moment ging alles goed en hij balanceerde weg over het harde stuk van het bospad.

Omdat er die dag geen mogelijkheid was geweest iets eetbaars te kopen, wed het een blikje ravioli van thuis.