Deel 4

Na ongeveer 30 km. fietsen passeerde ik het dorpje Repkie. Het was een uur of tien, de plaatselijke bevolking ging was op weg naar de bazaar. in grote getale liepen mensen met lege tassen in de richting vanwaar anderen vandaan kwamen, met zakken aardappelen, komkommers, groene kolen en nog veel meer etenswaren.

Daar moet ik ook zijn, ik had nog niet ontbeten. Dus de bedoeling was dat ik hier even snel een brood en wat voor op het brood zou gaan kopen. Die lekkere aardbeienjam die ik vorig jaar gekocht had, daar zocht ik naar. Maar, helaas in de staatskruideniers winkel was dit niet in het assortiment aanwezig. De schappen waren leeg, hier en daar stonden de gebruikelijke glazen potten met ingemaakte groenten of vruchten. Wat kartonnen dozen met macaroni en vermicelli, vodka en bier

Drie kwartier oponthoud voor een oud brood en twee glazen flessen met mineraalwater. ik zette mijn tocht voort richting Cernigov, om een uur of vijf besloot ik in een bushalte hokje maar alvast wat eten te koken zodat ik straks in mijn tentje niet moeilijk hoefde gaan doen met pannetjes. ik had uren in de regen gefietst. Alles kwam onder het natte zand te zitten toen ik een paar uur later mijn tentje opzette op een kaal stukje landbouwgrond. Doch, het leek of de weergoden mij mee zaten.

Terwijl ik de tent opzette was het eventjes droog. Alles stond. Toen ik mijn koude gekookte aardappelen met tomaten en kaas opat, kwam het water weer met bakken uit de hemel vallen. Ik meende dat ik een afgelegen plekje had gevonden verscholen achter de bosjes die de akker met het zandpad scheidde. het was de bedoeling dat zo weinig mogelijk, eigenlijk geen, mensen mij of mijn kamp zouden zien voordat het dokter werd. Maar er reden nu toch wel een verscheidene tractoren langs, over het zandpad.

De aanhangers waren gevuld met mannen en vrouwen gehuld in dikke natte jassen, de mannen hadden grote petten op, de vrouwen met bont gekleurde sjaals over het hoofd. ik sliep niet goed die nacht, telkens werd ik wakker door vermeende geluiden, hoorde ik daar geen voetstappen? Met ingehouden adem sperde ik mijn oren wijd open. Ik was blij dat de volgende morgen om half zeven het wekkertje van mijn horloge afging, snel alles ingepakt en weer op weg naar Kiev

De tweebaansweg, van de nog altijd M20, veranderde in een vierbaansweg en werd steeds drukker naarmate ik dichterbij Kiev kwam. Nog 70 km ongeveer, maar daar ging ik niet naar toe. Ik was al twee dagen te laat om in het gereserveerde hotel te kunnen overnachten. Voor het krijgen van een visum voor Ukraine had ik in Nederland bij het reisbureau van ene mevrouw van Dam dit onderkomen geboekt en betaald. Ik zou daar op 26 april overnachten, het was nu 28 april. Bovendien was het adres, wat in feite een gast-familie was, in een verre buitenwijk van Kiev, helemaal uit mijn route

Ik besloot om via een soort rondweg om de stad heen te rijden. van Brovari naar Borispol. s’morgens in Chernigov, was het mij gelukt om de Belarus rubles om te wisselen voor Ukrainse koupons. op straat had ik iemand gevraagd waar een Bank was die dit kon wisselen. Het leek me een “stille” een rechercheur, hij was gekleed in jeans en had een wit ouderwets gehoorapparaatje-dopje in zijn oor, waarvan het draadje naar zijn borstzak ging doch doof was hij geen geval. “Follow me”. We liepen een paar honderd meter, en gingen toen een brede stenen trap van een groot gebouw omhoog. Dit was de Bank. ik moest mijn fiets van hem mee naar binnen nemen. Het was druk in de grote hal, overal stonden groepjes van drie, vier man geld te tellen. Mijn helper keek even rond, en liep toe n op twee jongens af, zij konden mijn Belarus rubles wisselen.

Zo had ik ineens een heel pak met Ukrainse koupons, allemaal briefjes van tweehonderd duizend. De jongens bedankten mij voor de gedane transactie, de jeans-man liet mij buiten nog even zien hoe ik de stad uit moest fietsen, terwijl hij naar mij zwaaide had hij het dopje alweer in zijn oor. Richting Brovary werd ik voor de eerste keer staande gehouden bij een politie controle. Ik moest hen vertellen wat er zoal in mijn bagagetassen zat. en zelfs eentje open maken. De vette man in een te knellend uniform gestoken, rommelde er wat in.”produkti turiste” zei ik hem, hij nam mijn paspoort mee naar zijn Lada.

Na een telefoongesprek vanuit de auto kreeg ik het document weer terug. Geen lachje, geen dosvidanja, niets. Hij wees, “doorrijden”. Toen ik door Brovary reed kwam ik langs een klein marktje. Ik had tomaten nodig en pakte er enkele van een kraampje bij een zielig in elkaar gedoken vrouwtje, gezeten op een gammel krukje. “Skolka stoit “vroeg ik haar terwijl ik de tomaten omhoog hield, haar ogen rolde en ze mompelde iets onverstaanbaars. Nu kende ik de getallen in het Russisch niet helemaal uit mijn hoofd, maar dit herkende ik helemaal niet, dus ik liet haar mijn geld zien. Dat deed ik wel vaker, zodat eerlijke mensen het benodigde bedrag eraf konden nemen.

Deze vrouw was verre van eerlijk, en naar ik zag hartstikke dronken. Ze griste een biljet van 200 duizend koupon uit mijn hand en maakte een gebaar van “zo is het wel goed ” voor dat bedrag kon ik wel haar hele voorraad kopen, en dus pakte ik het biljet gelijk weer terug, legde de tomaten weer op de stapelen liep weg.

Bij een man, een paar stalletjes verder kocht ik een mooie komkommer. Zo’n Hollands uitziende groene stengel. want veelal hadden ze de maat van augurken, de komkommers die ik tegen kwam. Bij een andere vrouw wilde ik een poging wagen om toch ook nog tomaten te kopen. Komt ineens dat dronken wijf op me afgelopen en begint te roepen dat ze die 200 duizend koupon weer terug moest hebben, tenminste, dat begreep ik er van. dus ik maar zeggen, en wijzend op mijzelf “ne pomidori, ne pomidori ” maar ze bleef volhouden. ze begon zelfs aan mijn fiets te trekken om mij tegen te houden. Gelukkig kwam er een netjes uitziende vrouw mij te hulp,

Ze had wel gelijk in de gaten dat die schreeuwlelijk dronken was, en dat ik, komend uit het rijke westen, een paar tomaten zou stelen. ik liet nog even de komkommer zien en wees naar de verkoper, die het beaamde dat ik die bij hem gekocht had. De aardige nette vrouw leek ook niet op haar mondje gevallen, want met een scherpe veroordelende klank in haar stem stuurde resoluut de krijsaard weg. Gelukkig maar, want ik had geen zin in een ordinaire rel.

Het was een moeilijk verbindingsstuk die rondweg om Kiev heen, van Brovary naar Berespol, small, vol kuilen, kapot gereden door de almaar denderende grote vrachtwagens, die vlak langs me heen reden. Voorbij Berespol werd de weg de M19, s’avonds om een uur of acht had ik eindelijk een plekje gevonden om mijn kamp op te slaan. Het was inmiddels al een tijdje droog op de plek ver van de M19 achter een klein bos. Nu het niet meer regende was de atmosfeer ook aangenamer, niet zo van die koude vochtige lucht, en de grond was droog. Ik was nu in de buurt van Lubny, hier werd het landschap al iets heuvelachtiger, een lastige stijging, langgerekt ging de weg omhoog, om dan weer kort en stijl naar beneden te gaan. Dat ging zo uren door.

In het begin had ik er nog niet zo’n erg in dat ik omhoog ging, ik dacht dat er iets aan mijn conditie mankeerde, een terugslag of zo. Pas toen de weg wat stijl omhoog ging, en ik achterom keek zag ik dat het gereden stuk achter mij lager was.

Op zondag 30 april kwam ik in de problemen wat betreft het kopen van eten. Ik had verwacht dat ik in de stad Poltova iets zou kunnen kopen, maar alles was gesloten, dit in tegenstelling uit eerdere ervaringen op zondag. Uren heb ik nog gefietst zonder maar een “magazine” tegen te komen. Eindelijk kon ik bij een weg-cafe naar binnen gaan in de hoop wat eetbaars te kunnen kopen. Er zaten twee jongens van in de twintig, verveeld naar keiharde muziek te luisteren, geen eten, zelfs geen flessen mineraal water of limonade, enkel vodka en sigaretten.

Ik ging maar weer verder, ik verliet de M19 en reed nu over een verbindingsstuk naar een andere belangrijke snelweg de M2, een route van 50 km. met wind in de rug. Lekker hard ging ik, met ruime slagen zoefde ik over de vrij stille weg. Zo tegen het einde van de middag, om een uur of zes, had ik het geluk om langs een sjasliek -bakker te fietsen, een jonge vrouw gezeten op een blok hout naast een langwerpige bak met smeulend houtskool, knikte blij toen ik haar vroeg of ze sjasliek verkocht. 300 duizend koupon koste het.

Eigenlijk vond ik dat wel veel, maar de verleiding was te groot, ik had trek in vlees. De vrouw pakte van onder een doek, in haar houten verkoop hokje, een lange metalen pen met grote stukken vlees erop geregen. Het was al voorgebakken. met een stuk karton wapperde ze het gloeiende houtskool weer aan, het zag er goed uit. Nog een homp brood en wat bieslook snippers erbij. Dit alles stopte ik in mijn plastic voorraadbakje, ik had mijn maaltijd voor de avond.

Een kilometer of 5 verder sloeg ik van de weg af een weiland in. Via een lang karrenspoor reed ik een flink stuk langs een dubbele bomenrij wat het ene weiland van het andere scheidde. Tussen deze natuurlijke afrastering lag een strook gras van ongeveer 10 meter breed, een prachtige plek voor mijn tentje. Toen ik de volgende morgen mijn kamp weer opgebroken had voelde ik me lekker, ik had goed geslapen, het zonnetje scheen. Een goed begin voor een mooie dag. Helaas mocht ik, nadat ik alles weer op mijn fiets geladen had, eerst nog even wat reparaties uitvoeren, er was weer een spaak gebroken, dus de bagage van de fiets af.

Zo was ik tot een uur of 10 bezig, de te lange noodspaak met mijn zakmes kleiner te snijden. de verkoper van de winkel waar ik de noodspaken had gekocht, gaf me nog het advies om de spaken thuis, voor dat ik aan de reis zou beginnen, nog even op maat te maken, maar ja, dat is achteraf geklets. Toch moest ik wat beter opletten wanneer ik over bobbels reed. Ik had nu nog maar 4 noodspaken. Het was maandag 1 mei, ook nu was alles nog gesloten. Ik had geen water meer, mijn voorraadflessen waren leeg Alles was wegens de 1 mei viering gesloten, het was rustig op de weg.

Weinig verkeer. In de dorpjes zaten de mensen op hun bankje aan de weg, voor hun houten huis. het mooie voorjaarsweer lokte ze naar buiten, de winter had al zo lang geduurd. Er stond niet veel wind die morgen, zo kon ik lekker door fietsen. ‘s middags toen ik het dorp Percepina passeerde, zag ik langs de kant van de weg een waterpomp voor openbaar gebruik, het water wat eruit kwam was heerlijk fris. Hier kon ik mijn flessen mee vullen.

Ik vond toch wel dat ik tot nu toe het geluk gehad had vriendelijk mensen te ontmoeten. Terwijl ik de flessen vulde hoorde ik vanuit de tuin, tegenover de pomp, gezellig vrouwen gelach klinken. Misschien kon ik hier vragen of ze eieren hebben om te verkopen, de talloze kippen die in de buurt van de pomp liepen moesten toch van iemand zijn. Ik liep naar het tuinhekje en zag op de binnenplaats bij het huis drie mensen aan een stenen tuintafel vrolijk van hun eten genieten. Een echtpaar en een oudere vrouw, mogelijk de moeder. De man zat met weidse gebaren een verhaal te vertellen, af en toe schaterde zijn vrouw, die gekleed ging in een paars velours peignoir.

Zij zag mij bij het tuinhekje staan omdat de hond aansloeg, de man, die met zij rug naar mij toe zat, draaide zich , nog een beetje lachend, om. Ik zwaaide en wenkte hem, toen hij naderbij was gekomen, wees ik naar mijn fiets, en toen naar mezelf, “vjeleseped sgallandii”. Daarna wees ik op de kippen die rond liepen en maakte met mijn duim en wijsvinger een ovale eivorm, “jaitso”.

De ma begreep meteen wat ik bedoelde, hij riep wat naar zijn vrouw, er werden mij drie eieren overhandigd, toen ik geld wilde geven sloeg hij dit onmiddellijk af, en gebaarde me even te wachten. Even later kwam de oudere vrouw naar ons toe met een stuk papier waarin brokken lekker gebraden vlees zaten.

Drie maal schudde ik hun handen “spasiba, spasiba ” Oh wat was ik blij met dit gebraad. zo had ik niets, zo had ik een heleboel. Later op de middag, zo’n 10 km. voor Novomoskumsk, vond ik een pracht plek om te overnachten. op een heuvel, vanwaar ik een weidse uitkijk over het landschap voor mij had. Ik voelde me heel ontspannen, de koning ter rijk, met mijn heerlijke eten en de beschutte plek. Hier kon niemand mij zien.