Het was erg rustig. Ongeveer 1 kilometer verder sloeg ik van de weg af een weiland in, daar kon ik mijn tent opzetten tussen 2 bomenrijen die de kavels scheidden. Het was vrijwel windstil, af en toe hoorde ik het gekrijs van kraaien, ik voelde me één met de natuur.Helaas ging het later in de nacht, in de vroege ochtend, regenen, het was ook kouder geworden. Omdat ik die dag Rostov aan de Don wilde bereiken, zo’n 120 km. stond ik op voordat mijn wekkertje afging.

Gelukkig was het zandpad naar de weg toe nog niet zo nat en modderig geworden. Geheel in regenkleding ingepakt ging ik op weg. Het eerste stuk, over het nieuwe gladde asfalt, ging prima, lekker zoefde ik de heuvel af naar beneden, ik moest zelfs een beetje afremmen, snelheid minderen: het wegdek was nat en ik had geen zin in valpartijen.

5 km. verder veranderde de hele boel, het mooie asfalt hield op, de weg maakte een bocht, en zo moest ik ineens tegen de wind en regen in fietsen. De capuchon van mijn regenjack was te groot. Thuis had ik dit al iets ingenomen, maar het bleek niet voldoende, de elastieken rand hing nog steeds voor mijn ogen, zodat ik af en toe niets kon zien. Ik passeerde iets wat op een politiepost leek, een stenen hokje wat er een beetje scheefgezakt bijstond.

De dienstdoende ambtenaar, een dikke vriendelijk ogende man van een jaar of 40, keek even op van het stapeltje formulieren die hij waarschijnlijk aan het controleren was van de chauffeur die naast hem stond. Zijn gammele oude vrachtwagen half op de weg, half in de berm geparkeerd. Ik zwaaide “sgallandii” riep ik hen toe, de mannen glimlachten een beetje.

Ik fietste weer verder in de druilerige regen, de wind was iets gaan liggen. Na 50 km. zo ongeveer tegen het middaguur, kwam ik bij de plaats Sambek, wat aan de kust van het Azefskoje meer ligt.

Hier werd het weer een snelweg, de M23, die naar Rostov aan de Don leidt. Nog zo’n 70 km. Maar ik had honger, dorst en een zak vol met geld waarvoor ik hier niets kon kopen, Ukrainse coupons.

Er waren wel mogelijkheden om Dollars op straat te wisselen, ik wist de koers niet. Handige wisselaars zouden mij zo maar een stuk armer kunnen maken door mij voor een veel te lage koers, Russische rubles te wisselen. Ik besloot te wachten tot ik in Rostov was. Tegenover het kruispunt die de wegen met elkaar verbonden stond een stenen bouwsel, het zag er troosteloos uit ‘op het dak waren roestige stalen letters die het woord “kafe” in het Cyrillisch vormden. Zou ik hier, toch nog dicht bij de Ukrainse – Russische grens, een warme maaltijd kunnen betalen met de overgebleven Coupons? Het stenen “kafe “blok, stond aan de andere kant van een greppel met water erin, de brug erover lag in de vernieling. Er restte slechts brokken beton en krom gebogen stalen buizen, ik moest met mijn zwaar beladen fiets over een smalle plank. Toen ik naar de overkant was geschoven, en mijn fiets zichtbaar had geparkeerd, werd de deur van het gebouw open gegooid, in de opening stond een behoorlijke dronken man met een rood, bijna paars, aangelopen hoofd, zijn vieze bruine overhemd uit zijn broek hangend. De kerel schreeuwde met overslaande stem naar binnen, het waren vast lelijke woorden die hij uitbralde… Beng ! zo hard als mogelijk smeet hij de deur achter zich dicht, maar het glas bleef in de sponningen. Kon ik wel veilig naar binnen? Wat had er zich afgespeeld ? behoedzaam opende ik de deur, er kon best wel eens wat in mijn richting gesmeten worden omdat men de dronkaard weer zou kunnen verwachten. Maar, er werd helemaal niets mijn kant opgegooid, ik kon rustig het pand betreden. Het binnenste van het betonblok was nagenoeg leeg, rechts was een toog waar op een half gedemonteerde tv op stond, naast schots een scheef op elkaar gestapelde borden met etensresten, in het midden van de ruimte waren enkele tafels neergekwakt, waaraan de hongerige gast op een wiebelig stoeltje plaats kon nemen om de maaltijd te verorberen.

Dat men niet zuinig met de porties was zag ik wel aan de borden van de 2 mannen, waarschijnlijk de chauffeurs van de trucks die buiten op het terrein geparkeerd stonden. Op hun borden lag een grote dampende berg met eten, aardappelen met kool en vlees, mmmmm, daar had ik ook wel trek in, een echte warme maaltijd. Eerst lachte de waard beroepshalve naar mij, hij stond met een paar lege borden op zijn arm met de chauffeurs te praten die aan het tafeltje in het midden van de zaal hadden plaats genomen. Ik zei ” sgallandii wjeleseped, ja nie ruble, ja coupon Ukraina, De lach verdween onmiddellijk van de man zijn gezicht, ik was niet meer van harte welkom, hij maakte een resoluut gebaar, wat ‘Nee” moest betekenen, draaide zich om en liep met de borden achter de toog, waarschijnlijk de keuken. De chauffeurs keken medelevend naar mij, en opperde het idee, ” Dollars xarosjie” maar ik liet mij in mijn trots, ik gunde de waard niet het voordeel van mijn Dollars te wisselen. Ik was geen bedelaar. Kom, dan maar geen warm eten. Om een uur of 6 was ik in Rostov aan de Don, dat wil zeggen, ik passeerde het plaatsnaam bordje, nu moest ik nog het Intourist hotel vinden ” Engelsstreet ” stond er op het formulier van het reisbureau van mevrouw van Dam. Na een half uur als maar rechtdoor gereden te hebben was ik al een aardig eind richting het centrum. het werd steeds drukker hier, niet alleen Lada’s maar ook veel auto’s van Europese makelij, Mercedes, Opel, BMW. Grote trolleybussen stopten voor bushaltes waar drommen mensen stonden te wachten. Het was me gelukt om bij een bank dollars te wisselen. Enkele medewerkers die voor de nog geopende deur van het bankgebouw stonden wilden mij wel helpen, want officieel was de bank al gesloten, ik mocht er niet meer in. Ze waren vriendelijk de twee jonge mannen, een van hen sprak behoorlijk Engels zodat hij mij kon informeren hoe ik het beste naar het hotel zou kunnen fietsen.

De jonge man zag er uit als een snelle zakenman, of in ieder geval als iemand die bij de tijd was om gebruik te maken van de mogelijkheden die nu geboden werden om privé te werken in plaats van in staatsdienst. Hij tekende op een wit vel papier wat hij uit zijn aktetas haalde, een plattegrond hoe ik zou moeten fietsen. Ik wisselde 10 dollar waarvoor ik 10 mooie biljetten van 5000 ruble kreeg, die de andere uit de binnenzak van zijn moderne licht gewicht pak haalde. “good Luck “wensten zij mij toe.

Bij de eerste de beste grote staatskruidenier die nog open was kocht ik brood, melk, kaas, limonade, snoep en een blikje gerookte sprot. Ik had eerst nog wel even wat onenigheid met de verkoopster van de kaas afdeling, een niet direct zo’n slimme vrouw, een westerse vreemdeling had ze waarschijnlijk niet eerder voor haar vitrine te woord gestaan, toen ze hoorde dat ik geen Russisch sprak liet ze me gewoon staan en ging verder met het helpen van andere klanten.

Het kwam er in ieder geval op neer dat ik eerst naar de centrale kassa, een getralied hok midden in de winkel, moest gaan om daar te betalen wat ik van plan was om te gaan kopen, in dit geval een stuk kaas waarvan ik niet wist hoe het zou smaken en hoeveel het zou kosten. Toen ik eindelijk in de lange rij naar voren geschuifeld bij de kassa stond zei ik “sir sto gram “( kaas 100 gram ) tegen de kolossale vrouw met enorme borsten verpakt in een smoezelig witachtige stofjas met op haar hoofd een witte hoge soort koksmuts afgezet met kant. Ze paste nauwelijks in het hokje. Ik wees naar de kaasverkoopster, de caissière lachte naar mij, een hele batterij gouden voortanden werden ontbloot, zij riep keihard naar de chagrijnige vrouw, die gilde iets terug, en de koop was gesloten.

Met haar dikke worstenvingers knalde ze op de toetsen van de mechanische kassa, nam mijn geld in ontvangst en gaf me een bonnetje, hiervoor kreeg ik bij de kaas afdeling een stuk kaas wat reeds afgesneden en ingepakt was. Om half acht, het was inmiddels weer gaan regenen, zag ik voor mij, toen ik in de Engelsstreet fietste, het hoge gebouw van het Intourist hotel. Aha, het gaat goed dacht ik bij mezelf, en verheugde mij op een lekker warm bad en de feestmaaltijd die ik zou gaan fabriceren van de gekochte etenswaren. Voor de grote glazen deur van het hotel stonden 2 soldaten als een soort security dienst. Gehuld in mijn blauwe regenpak met de te grote capuchon tot over de ogen zeulde ik mijn zware last, de fiets met bagage, de trappen van het hotel-bordes op en passeerde de militairen die mij een beetje inhoudsloos aankeken. Eenmaal binnen, in de grote ontvangsthal, deed ik snel mijn capuchon af, doch bleef ik er wel uit zien als een vogelverschrikker, mijn haar stond piekerig recht overeind, en de grote korst op mijn neus, die ik had overgehouden van de eerste week in Belarus waar het zo heet was, maakte de boel niet aantrekkelijker, iedereen keek altijd eerst naar mijn neus.